Stop navigatie

Oefening 4

Invuloefening

Lees de tekst hieronder en vul de ontbrekende woorden in.

Dit is les 8.                         Hoe laat is het?

 

Dit is klok. 

Hoe is het?

Het is 1 .

‘t is 1 uur.

Het is 2 uur.

‘t is 2 uur.

Het is 3 uur.

Ik wijs de klok. 

Dit is wijzer.

De wijzer, .

Deze wijzer is lang.

Dit is de grote .

De grote wijzer is

Deze wijzer is klein.

De wijzer is .

Kort – lang.

Dit potlood is kort en dit potlood is lang.

Klein- groot.

Dit boek klein.

Dit boek groot. 

De wijzer, de grote wijzer.

De wijzer is boven getal.

De kleine wijzer is boven het getal.

 

De klok heeft 12 .

1 2 3 4 5 6 7 8 9  10 11 12.

De wijzers rond.

De grote wijzer 1 uur rond.

De kleine wijzer gaat van 1 tot 2.

De wijzer gaat langzaam.

De wijzer gaat snel.

De grote wijzer gaat rond.

De kleine wijzer gaat rond.

In 1 uur gaat de grote wijzer 1 rond.

De kleine wijzer gaat van 1 2.

Hoeveel uur? 2 uur.

De grote wijzer op de 12.

? Het is half 2.

De grote wijzer wijst naar de 6. De grote wijzer op de 6

De kleine wijzer staat de 1 en de 2.

kopje staat tussen kan en koptelefoon. 

De heeft 12 getallen. 2 x 12 is 24.

Ik tot 24.

1 2 3 4 5 6 7 8 9  10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20  21 22 23 24.

24 uur.

Ik schrijf de getallen van 11 tot en met 20 op het bord. Ik begin met de 11.

11 is 1 en 1 samen.

Ik schrijf een 1 en een 1. Klaar: 11

Ik schrijf 12. Ik met de 1.

Ik schrijf de 2 de 1. Klaar: 12

13. Ik begin met de 1. De 3 achter de 1.

Ik zeg .

Ik schrijf 14.

Ik begin met de 1 ik schrijf de 4 achter de 1: .

Let op: ik zeg veertien, niet viertien.

Ik schrijf 15 tot en met 20 snel: 15 – 16 – 17 – 18 – 19 – 20. Klaar.

Ik zeg elf. Twaalf. Dertien. Veertien.

Ik schrijf 1 – 5.

Ik zeg .

Ik schrijf 1 – 6.

Ik zeg .

Ik schrijf 1 – 7.

Ik zeg .

18= .

19= .

20= .

 

Zeg mij na. Zeg .

Ik zeg: dertien.

Jij : dertien.

Goed?                                                                         R: Goed.

 

Zeg na: dertien.                                                         R: 13.

: veertien.                                                       R: 14.

Zeg na: hoe laat is het?                                              R: Hoe laat is ‘t? Goed Rick, jij zegt: hoe laat is het?

Jij zegt hetzelfde.

Jij geeft antwoord. jij zegt het na.

Hoe laat is t? Dat is een vraag.

Geef antwoord.

?                                                          R: Het is half 4.

Het is half 4.

Dat is het .

Goed.

Oke, ik vraag Rick, geeft antwoord.

?                                                               R: Ik heet Rick.

Hoe heet jij? is .

Ik heet Rick – is .

?                                                            R: Goed.

Hoe gaat t? is de vraag. Goed - is het antwoord.

Ik vraag: 

Uit land kom jij?                                                R: Ik kom uit Nederland.

je koffie?                                                             R: Ja alsjeblieft.

?                                                          R: Ik woon in Groningen.

begint jouw les?                                          R: Mijn les begint om 9 uur.

De les van Rick om 9 uur.

Hoe laat begint jouw les?

Hoe heet jij?

Waar woon jij?

Wil je koffie?

Uit welk land kom jij?

Geef .

 

 

Mag ik wat ?

Ja, vraag maar.

begint de pauze? Goede vraag!

Pauze. Ik wil koffie!

Uh, de pauze. Oh het is . De les is klaar.

 

JavaScript Inschakelen