Stop navigatie

Oefening 3

Les 7.     Schrijf op de lijn.

 

Ik ga schrijven.

Ik ga de getallen van 1 tot en met 10 schrijven

Ik schrijf op de lijn. 

Ik schrijf de 1 van boven naar beneden op de lijn.

Ik schrijf niet boven de lijn.

Ik schrijf niet onder de lijn.

Ik schrijf op de lijn.

Ik zet een streep van boven naar beneden, stop op de lijn.

De 1 is een streep.

Ik schrijf de 2.

Ik schrijf de 2 op de lijn. Ik begin boven.

Ik begin rond, ik ga schuin naar beneden en naar rechts. Schuin, schuin van boven naar beneden en naar rechts.

Ik ga de 3 schrijven.

De 3 begint boven rond.

Ik schrijf de 3 rond en stop, en nog een keer rond. Op de lijn.

 

De rechte streep. De schuine streep.

Rond, het rondje. 

 

Ik ga de 4 schrijven.

Ik begin boven.

Recht naar beneden. Stop. Naar rechts. Een streep naar rechts.

Stop, ik til de pen op.

Ik begin boven recht naar beneden stop. Van boven naar beneden. Naar rechts. Til op. 

De 5.

Ik begin boven.

Recht naar beneden, rond naar beneden. Stop.

Ik til de pen op. Ik begin boven en ga naar rechts. Een rechte streep.

De 6. Ik begin boven.

Ik ga schuin naar beneden ik ga rond. 

De 7. Een rechte streep naar rechts, stop.

Ik til de pen niet op. Schuin naar beneden. De 7.

De 8. Ik schrijf een rondje.

Ik ga naar links, rond naar boven.

Ik ga naar boven rond naar rechts. Stop. 

De 9. Ik schrijf een rondje, naar links.

Naar boven, stop, schuin naar beneden.

Ik schrijf de 10. De tien is de 1 en de 0 samen. De 0 is een rondje.

De 1 is een rechte streep.

De 10 is de 1 en de 0 samen.

De getallen van 1 tot 10.

 

Dit is een oefening. Schrijf de getallen. Doe de oefening.

Oefen de getallen. Schrijf de getallen.

Ik oefen met schrijven.

 

De getallen staan op de lijn.

De lijn is lang. De streep is kort.

Dit potlood is lang. Dit potlood is kort.

De lijn van links naar rechts.

De streep van links naar rechts, de streep van boven naar beneden. Ik zet een lijn van boven naar beneden.

Ik zet de lijn, ik schrijf de getallen. Ik zet de streep.

Ik schrijf het getal.

Ik zet een rondje.

ik zet een kruisje. Het kruisje.

 

 

Ik ga in mijn schrift schrijven. Het schrift. Ik schrijf de 4.

Ik til de pen op. De 4. Dit de punt van de pen.

Ik til de punt van de pen op.

Ik zet een streep, van boven naar beneden. Van beneden naar boven.

Van boven naar beneden. Ik til de punt niet op.

De punt blijft op het papier.

De punt van de pen, de punt van het potlood. De punt van de neus. De neus.

De punt van de tong. De tong.

Ik zeg de ‘n’ van neus. Kijk naar mijn tong. De punt van de tong is naar boven. ‘n’.

De punt van de tong is achter de tanden. 

De punt van de tong is achter de tanden. ‘n’

Ik zeg de ‘n’, Ik schrijf de ‘n’. Ik schrijf de ‘n’.

De punt van de pen blijft op het papier. Ik til de punt niet op.

Ik schrijf de 2. De punt blijft op het papier.

Ik til de punt niet op. 

 

Ik til de stoel op. Ik til op.

Ik loop naar de deur, ik zet de stoel neer. De stoel staat bij de deur.

Ik loop naar de tafel. De stoel blijft bij de deur.